Oude rockers sterven niet, zij verdwijnen stilletjes van het podium.
Sinds verleden week telt de oude garde van het Rock ’n Roll heir weer een lid minder. Op 5 februari 2009 stapte Lux Interior, zanger van de legendarische Amerikaanse punkgroep “The Cramps”, notoir gebruiker van illegale substanties en podiumbeest “par excellence”, definitief van dit aardse schouwtoneel en de legende binnen. Een hartstilstand werd hem op 62jarige leeftijd fataal.
Flashback naar het New York van 1975 : niet de geaseptiseerde, post-Guliani toeristenval van dezer dagen, maar een stinkende wonde in het Amerikaanse corpus. Een stad waar seriemoordenaars zoals David “Son of Sam” Berkovitz hun bloederig handwerk verrichten, waar heroïne goedkoper en populairder was dan snoepgoed en waar zelfs Broadway verloederderde tot Skid Row. Enkel in deze van onheil zwangere omgeving kon punk geboren worden. En Lux Interior en zijn onafscheidelijke partner, gitariste Poison Ivy, stonden mee aan het kraambed. Zij hadden gezworen om, wars van alle dan heersende trends, vuige, primitieve rock’n roll in zijn oude glorie te herstellen.
Voor Lux en Poison vormden de jaren vijftig het hoogtepunt van de rockmuziek. Gene Vincent, Carl Perkins of Hasel Adkins waren hun Goden, vermoord door half-zachte hippies en egotrippende stadiumrockers. Maar het uur der wrake had geslagen : vanuit een stinkende spelonk, genaamd C.B.G.B., lanceerden The Cramps, bijgestaan door een handvol gelijkgestemde zielen zoals The Ramones, Television of andere Blondies, hun offensief tegen een nietsvermoedende wereld.
Het leven in The Cramps was in die dagen geen pretje. Geld was er nauwelijks, drugs des te meer. En vooral die van het allesverwoestende soort. The Cramps gingen dan ook door een schier eindeloze lijst van groepsleden die allen na kortere of langere tijd afhaakten. Maar het offensief bleef doorgaan, plaat na plaat, concert na concert, tot de wereld uiteindelijk wel moest luisteren, en tot uiteindelijk, horror van de horrors, The Cramps een institutie werden.
Hier in de AB speelden ze voor een laatste maal in september 2003. Een paar dagen na de dood van die andere legende, Johnny Cash. Na het concert signeerden Lux en Poison, zoals steeds van kop tot teen uitgedost in latex en leer, het dak van het AB busje dat hen terug bracht naar het hotel. Weer een object erbij voor het nog op te richten AB rock’n roll museum.
Wat blijft zijn de platen. Een vijftiental officiele releases en een schier eindeloze lijst van bootlegs. Hoewel zij nooit de magie kunnen evokeren van een Cramps concert zullen wij, de overlevenden, het er in de toekomst mee moeten stellen.
Dat het je goed gaat, Lux, in die nieuwe dimensie, waar je eindelijk je helden van zo lang geleden zult kunnen ontmoeten. En wij, die hier verweesd achter blijven, zullen nog een plaatje opzetten :
“Well I'm a human fly
It's spelt F-L-Y
I say buzz ,buzz, buzz, and it's just because..
I'm a human fly and I don't know why
I got ninety six tears in my ninety six eyes.”
Lux Interior, 1946-2009, R.I.P.
Tekst: Geert Struyve